De oudste wandschilderingen stammen uit de prehistorie. Er zijn grotten ontdekt waarin de wanden zijn voorzien van uiteenlopende taferelen: dieren, geometrische patronen en mensfiguren. Er is nog steeds geen zekerheid omtrent de reden waarom ze zijn aangebracht. In alle latere grote tijdvakken werden er wandschilderingen gemaakt. In de klassieke tijd, de middeleeuwen en renaissance werden ze in gebouwen aangebracht. Ze zijn te vinden in kerken, stadhuizen, burchten en woningen. In het protestante Noord-Europa zijn er minder middeleeuwse en renaissance wandschilderingen bewaard gebleven dan in het katholieke zuiden.

Er zijn twee technieken die werden toegepast. Het fresco schilderen is het aanbrengen van pigmenten in natte kalk en secco is het schilderen op gedroogde kalk.  De meeste schilderingen in het noorden van Europa zijn aangebracht in secco-techniek.  Veel wandschilderingen zijn in de twintigste eeuw overgeschilderd en achter een witte verf- of stuclaag verdwenen.

dijker aan schilderJan Dijker aan het werk voor de wandschildering
van scholengemeenschap De Ruivert in Oss, 1987.

Interbellum

Van 1915 tot 1940 herleefde de wandschilderkunst in Nederland. Architecten en beeldend kunstenaars werkten samen aan Gesammtkunstwerken  waarbij zogenoemde monumentale schilderkunst werd aangebracht in woningen en openbare gebouwen. Antoon Derkinderen (1859-1925) was de eerste invloedrijke kunstschilder die als monumentaal schilder optrad. Voordien werden wandschilderingen aangebracht door ambachtslieden die werkten naar ontwerpen van architecten. Derkinderens bekendste schilderingen zijn de Bossche wanden die hij maakte tussen 1884 en 1891. Behalve schilder was hij ook glazenier. De glasschildering voor het Utrechtse academiegebouw uit 1894 is van zijn hand. Verder maakte hij naam als grafisch vormgever en hij was van 1907 tot 1925 directeur van de Rijksacademie in Amsterdam. Zijn oeuvre en de opleiding aan de Amsterdamse Rijksacademie hadden een grote invloed op de monumentale schilderkunst van onder andere Rik Roland Holst, Otto van Rees, Charles Eyck en vele anderen. De nauwe samenwerking tussen architect en beeldend kunstenaar en de uiteenlopende technieken waarin hij werkte, waren bepalend voor de wederopbouwkunst.

Wederopbouw

Nog tijdens, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog werd de monumentale kunst vast onderdeel van (semi-)openbare gebouwen. De ondergrond van de wandschildering was traditioneel glad gepleisterd, maar in de wederopbouwperiode werd ook direct op baksteen, beton of tegeltableaus geschilderd. Van oudsher werden wandschilderingen aangebracht met tempera en olieverf. In de Wederopbouwperiode werd ook keimverf (of silicaatverf)  toegepast en vanaf de jaren zestig acrylverf.