Hoewel Jan Dijker bekend is van zijn monumentale werk in de openbare ruimte, heeft hij daarnaast altijd vrij werk gemaakt. Hij schilderde onder andere veel havens, scheepvaart, architectuur en eilanden. Zijn schilderijen maakte hij tijdens de reizen op marineschepen in de jaren vijftig, tijdens zijn vakanties en in zijn atelier in Moergestel. Vooral na zijn pensionering als docent kreeg het schilderen de overhand.

De Eindhovense schrijver Lambert Tegenbosch (1926) noemde de VbMK (Vereniging van Beoefenaars van Monumentale Kunsten) de VOEP: de Vereniging van Opmakers van de Een-Procentsregeling. Jan Dijker gaf hem op latere leeftijd hierin deels gelijk. In het interview dat ten grondslag ligt aan het boek dat over Dijker verscheen, zei hij onder andere over zijn carrière: ‘Dat ik mijzelf exploiteerde. Dat het evenwicht van vrijheid en gebondenheid verbroken was geraakt.’ Maar hij was te druk met wat hij het liefst deed: op een steiger opdrachten uitvoeren, een vloermozaïek of een sgraffito maken van honderd vierkante meter zoals in Someren-Eind. ‘Ik had een drukke agenda. Wat viel het eerste af? Je activiteiten in het atelier. In plaats van de vrije kunstenaar die zit te wachten op de inspiratie (…).’

De laatste twintig jaar van zijn leven zocht Dijker meer het atelier op en maakte hij veel vrij werk: aquarellen, collages, acrylschilderingen en gouaches. Op deze site tonen we een selectie van zijn vrije werk.

– Vrij werk 1940-1988
– Vrij werk 1989-1992