Jan Dijker (1913-1993)  is vooral bekend van zijn monumentale werk. Hij maakte glaskunst (ramen van glas-in-lood en glas-in-beton), wandtapijten, mozaïeken, wandschilderingen en sgraffiti. Ook combineerde hij verschillende technieken in een kunstwerk en hij experimenteerde met nieuwe materialen. In dat kader staat hij te boek als degene die voor het eerst glas-in-epoxy vervaardigde (het Brandend Braambos uit 1958).

dijker portret
Jan Dijker werkend aan het wandreliëf
voor het gemeentehuis van Tilburg, 1971.
(Foto: W. van Dusseldorp)

Jan Dijker vervaardigde veel kunst voor (rooms-katholieke) kerken. Aanvankelijk maakte Dijker zijn glaskunst in de stijl van de Limburgse glaskunstenaars van de jaren ’50: de voorstellingen verwijzen duidelijk naar taferelen en figuren uit de Bijbel en op de stukken glas zijn met grisailleverf details aangebracht voor bijvoorbeeld de gezichten, handen of plooival. Na 1955 is er een verandering te bespeuren in Dijkers werk. Hij ging werken in de stijl die zijn docent Campendonk propageerde. Hij vond dat de ‘barokke Limburgers’ de ramen te veel dicht schilderden met ‘modder’. Dijkers glaskunst van na die tijd, kenmerkt zich door heldere kleuren. Bovendien beschilderde hij niet langer het glas, maar hij liet de contouren en de vlakken de compositie bepalen. Desgewenst bracht hij kleurnuances aan door meer lagen glas over elkaar aan te brengen. Dijkers latere stijl sloot aan bij de noordelijke, soberdere en abstracte richting die werd gedoceerd in Amsterdam. Hij werd in Noord-Brabant met Marius de Leeuw en Albert Troost hiervan een belangrijk voorvechter. In het zuiden was de drukke, figuratieve stijl van de Maastrichtse academie leidend. Limburgse kunstenaars als Joep Nicolas en Charles Eyck waren hiervan de vertegenwoordigers. Overigens werden in heel Nederland kunstwerken in beide stijlen uitgevoerd: de Limburgse en Brabantse kunstenaars werkten immers door het hele land.
Een andere ontwikkeling in Jan Dijkers werk is te zien rond 1960. Zijn werk voor die tijd is overwegend figuratief, na die tijd stileert hij figuren steeds sterker en uiteindelijk maakt hij veel abstract werk. Die verandering weerspiegelt de discussies die in Nederland rond die tijd gevoerd werden over kerkelijke kunst. De weg werd daardoor vrij gemaakt voor moderne, abstracte kunst in de kerk.
Na 1960 paste Jan Dijker in zijn wandkunst ook moderne technieken toe: hij combineerde  sgraffito, mozaïek en betonkunst in één kunstwerk.

dijker op werkplaatsJan Dijker aan het werk aan de wand van
Katholieke Academie voor Lichamelijke Opvoeding, 1967.

Wandluis

Dijker is altijd heel ambachtelijk gericht geweest. Hij stond zelf veel op de steigers om zijn wandkunst op gebouwen aan te brengen. Hij noemde zichzelf gekscherend ‘de wandluis’. Bij de vervaardiging van zijn glaskunst en zijn tapijten werd hij weliswaar bijgestaan door gespecialiseerde ateliers, toch stond Dijker tijdens het proces voortdurend in nauw contact met de uitvoerenden. Het glas voor zijn ramen zocht Dijker altijd zelf uit. Hij reisde er zelfs voor naar het buitenland om de juiste soorten glas te vinden.

Jan Strik

Jan Dijker werkte vaak samen met de architect Jan Strik (1912-1992):
– O.L.V. ten Hemelopneming in Someren-Eind, 1957;
– Maria Reginakerk in Boxtel, 1960;
– Gymnasium Paulinum in Driehuis, 1960;
– H.H. Martinus en Barbarakerk in Rossum, 1967;
– Sint Anna Ziekenhuis in Oss, 1967.

Allemaal projecten waarbij Dijkers kunst een prominent onderdeel van het gebouw uitmaakte. Dit toont aan dat Strik veel vertrouwen had in de toegevoegde waarde van Dijkers werk en hem ook nauw betrok bij het ontwerpproces. Samenwerking tussen architecten en kunstenaars  verliep in de wederopbouwperiode niet altijd zo harmonieus als bij Dijker en Strik. In de praktijk kwam de kunstenaar pas aan bod als het gebouw gereed was: er werd niet samengewerkt maar na elkaar gewerkt. Bovendien stoorden veel architecten zich aan de ingreep die de kunst deed in het ruimtelijk ontwerp.
De Boxtelse Jan Strik bouwde veel in het zuiden van het land: kerken, scholen en woningen. Hij ontwierp zijn gebouwen aanvankelijk in de stijl van de Bossche School. In de latere samenwerking met Dijker waren zijn gebouwen modernistisch. Veel van zijn kerken zijn gesloopt of staan momenteel leeg en worden met sloop bedreigd.

Opleiding

Jan Dijker heeft zelf van 1936 tot 1941 gestudeerd aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Aanvankelijk studeerde hij aan de afdeling Schilderkunst bij Willem van den Berg (1886-1970), maar hij maakte na een jaar de overstap naar de afdeling Monumentale kunst van Heinrich Campendonk (1889-1957). Jan Bronner (1881-1972) was zijn docent beeldhouwen. Zijn eerste belangrijke opdracht kreeg Jan Dijker toen hij nog aan het studeren was. Voor het vijftigjarig bestaan van Maison de Bonneterie maakte hij vier herdenkingsramen in de vestiging in Amsterdam. In de banieren onderaan staat links vermeld: ‘Aangeboden door het personeel van Amsterdam en ‘s-Gravenhage’ en rechts ‘ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan 18 maart 1939’.

P1070067
Ramen in De Bonneterie Amsterdam, 1938.
Links: Kalverstraat 181 – opening in 1889.
Rechts: Kalverstraat 183 Amsterdam – uitbreiding in 1901.

Levensloop

Jan Dijker is geboren op 19 november 1913 in Den Helder in een familie van zeevarenden. Na zijn afstuderen in 1941 besloot Dijker in Limburg onder te duiken omdat hij zich niet wilde aanmelden bij de Kulturkammer. Na de bevrijding van het zuiden, was hij van plan terug te keren naar Amsterdam. Maar omdat het noorden nog bezet was, bracht hij een bezoek aan zijn studiegenoot in Moergestel: priester-kunstenaar Egbert Dekkers (1908-1983). Ze besloten ieder een atelier te beginnen in villa Hoogenhuize in Moergestel. Ze voerden veel opdrachten uit voor de kerken in het zuiden des lands. De twee kregen de bijnaam ‘het moerglasstel’. In het koetsierskamertje van het koetshuis naast de villa, is nog een muurschildering met Maria en kind van Jan Dijker aanwezig. Hij werkte tot 1970 in dit atelier.

dijker en egberts moergestelJan Dijker (links) en Egbert Dekkers (1908-1983).

Afbeelding1
Jan Dijker, Maria met kind in villa
Hoogenhuize, omstr. 1948.

Veel van zijn glaskunst vervaardigde hij in het atelier van de gebroeders Flos in Steyl. Hij werkte hier onder andere samen met Daan Wildschut (1913-1995), Charles Eyck (1897-1983) en Otto van Rees (1884-1957).
In 1947 trouwde hij met de kinderarts Wies Lobach en het paar kreeg drie kinderen. Met zijn gezin woonde hij vele jaren in de boerderij ‘De Molenwiel’ op het Stokeind in Moergestel.

atelierflos
Atelier Flos in Tegelen, van links naar rechts:
Otto van Rees, Etienne Flos en Jan Dijker.

Monumentale kunst en vrij werk

In de periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog kreeg Jan Dijker veel opdrachten voor monumentale en in het bijzonder kerkelijke kunst. Daarnaast maakte hij vrij werk. Zijn kunst is veelvuldig geëxposeerd en bekroond met diverse prijzen.

Naast zijn werk als kunstenaar, was hij van 1952 tot 1979 als docent verbonden aan de Katholieke Leergangen Tilburg (de latere Academie voor Beeldende Vorming). Jan Dijker was zeer actief in bestuursfuncties, commissies en jury’s. Na zijn pensionering als docent kreeg hij meer tijd om zich te wijden aan de schilderkunst. Op 20 oktober 1993 overleed hij.

Video’s

In de volgende video’s maakt u nader kennis met Jan Dijker en zijn werk.

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=pMrX2wZXSKI&w=280&h=158]

[youtube=http://www.youtube.com/watch?v=6TdWfN-WSic&w=280&h=158]

(Druk rechtsonder in het frame op “volledig scherm” voor grotere weergave en op escape om terug te keren)
(Met dank aan Wim Hamers voor de video ‘Toen was geluk nog heel gewoon’ en Hans van Brunschot voor de video ‘Dijker, kunstenaar, vader, mens…’.)